Kenmerkend voor een verslaving zijn de ambivalentiegevoelens. Dat wil zeggen dat men een dubbel gevoel heeft bij het gebruik van bijvoorbeeld alcohol: Men weet dat het niet goed is, om zo veel of zo vaak te drinken, maar vindt het toch altijd lekker, men kan er zin in hebben.

Moeilijke keuze

Dat maakt het moeilijk om een keuze te maken om eens een tijd volledig te stoppen om risico’s te vermijden. De ambivalentie zorgt ervoor dat men voor tussenoplossingen kiest, om minder te drinken bijvoorbeeld, zodat de negatieve gevolgen mogelijk vermeden worden maar dat men zich niks moet ontzeggen. Hierbij wordt vaak genegeerd dat alcohol het moeilijk maakt omdat het de herhalingsdrang aanwakkert, meer drinken dus. En ook dat een beetje alcohol het beoordelingsvermogen verdooft en de rem op het gedrag verlamt.

Ambivalentie maakt dat men de oplossing verwacht van zijn eigen karaktersterkte, men moet én kunnen drinken én tijdig kunnen stoppen om geen negatieve gevolgen meer te hebben. Dat is de lat wel heel hoog leggen. Bij mislukken voelt men zich heel klein en machteloos. Het geloof in verandering zakt dan onder nul en het zal een hele tijd duren voor men opnieuw een poging gaat wagen om iets aan de verslaving te doen.

Waar komt die ambivalentie vandaan?

Komt die uit een rationele afweging van -voor en -nadelen van alcohol? Of is de ambivalentie het gevolg van een sterke irrationele drang naar het product die men voor zichzelf probeert te rationaliseren, uit te leggen? Wat maakt dat alcohol of andere drugs, mensen zo sterk kunnen motiveren om ondanks de negatieve consequenties toch te blijven doordoen? Wat maakt dat die producten door hen als zo belangrijk worden ervaren?

Dat heeft allemaal met hun impact op het functioneren van onze hersen te maken. Door langere tijd, of regelmatig, stevige dosissen te nuttigen, worden de hersenen (het gedragsmotivatiesysteem) als het ware in een plooi gelegd dat verder gebruiken zeer wenselijk maakt, tenminste als de mogelijkheid daartoe bestaat. De beschikbaarheid is een essentiële voorwaarde omdat ons brein niet in het ijle opereert maar interrogeert met wat er zich in de context aanbiedt. De gedragsmechanismen zijn adaptief, ze passen zich aan, aan wat het organisme nodig heeft en wat de leefomgeving biedt. Omdat die interactie zich vaak herhaalt ontstaat er een verwachtingspatroon. Het brein reageert op wat het verwacht. Als het verwacht dat het product beschikbaar is zal de drang ernaar erg groot zijn. Als er hindernissen worden waargenomen en de verwachting is dat het niet beschikbaar is zal de drang om te gebruik veel lager zijn.  De verklaring hiervoor is te vinden in het dopamine mechanisme, de neurotransmitter die de activiteit van het  meso-limbische motivatiesysteem regelt. De dopamine neemt toe door de inname van o.a. alcohol en alle andere producten waaraan mensen verslaafd kunnen raken.  Zie daarvoor de artikels in de Sectie Neurobiologie Verslaving . Een eenvoudigere toelichting is te vinden in het boek: Het Gekaapte Brein, verslavingsgedrag beter begrijpen.”